Weet je werkelijk hoe goed jouw patiënt beweegt?

5 mins
Weet je werkelijk hoe goed jouw patiënt beweegt?

We hebben het er voortdurend over. We toetsen erop. In veel revalidatieprotocollen is het zelfs een voorwaarde om door te mogen naar de volgende fase: kwaliteit van bewegen.

Maar wat is dat dan precies? En belangrijker nog: hoe maken we het toetsbaar – en dus toepasbaar – in revalidatie na letsel aan een voorste kruisband (VKB)?

Stel de vraag aan twintig therapeuten of trainers en je krijgt twintig verschillende antwoorden. Termen als controle, symmetrie, stabiliteit of techniek komen steevast voorbij. Sommigen wijzen op patronen zoals hip locks, anderen op vertraging bij rem-acties of landingen. Ze zijn allemaal relevant, maar geen van die antwoorden raakt de kern. Want het zijn losse kenmerken, geen definitie.

Daarmee stuiten we direct op een belangrijk probleem. Zolang iedereen zijn eigen invulling geeft aan wat kwaliteit van beweging is, kunnen we er niets objectiefs over zeggen. En wat je niet objectief kunt maken, kun je ook niet meten. Laat staan trainen, volgen of evalueren.

Het gevolg? Beoordelingen blijven gebaseerd op voorkeur, ervaring of intuïtie. Twee ervaren professionals kunnen naar exact dezelfde beweging kijken, en tot een volledig tegengesteld oordeel komen.

Het probleem is dus niet dát we observeren. Het probleem is dat we niet weten waarop.

Waarom een gedeelde definitie nodig is

Zonder gedeeld kader blijft elke beoordeling willekeurig, en dus niet overdraagbaar, niet vergelijkbaar en niet herhaalbaar. Pas als er overeenstemming is over wat kwaliteit van beweging wél is, kunnen we gericht gaan analyseren. Dan pas kunnen we gericht trainen. En dan pas kunnen we mensen écht begeleiden naar prestaties die duurzaam zijn en naar lichamen die weerbaar zijn tegen blessures.

Maar het gaat verder dan dat.

Want zolang er geen duidelijke definitie is, krijgt iedereen vrij spel om z’n eigen idee van ‘goed bewegen’ te projecteren. En dat is niet zonder risico. Zeker niet wanneer kwaliteit van beweging een beslissend criterium wordt in een revalidatieprotocol.

Dan wordt een subjectief oordeel opeens een toegangsbewijs. Als iemand ‘mag doorstromen’ naar de volgende fase op basis van een vage indruk – terwijl motorisch nog niet alles klopt – wordt het protocol zelf een risico.

Wat bedoeld is als beschermingsmechanisme, verandert dan in een zwakke schakel.

Kwaliteit van beweging is…

Vanuit biomechanisch en fysiologisch perspectief gezien omvat kwaliteit van beweging een goede uitlijning, balans, coördinatie en efficiënt gebruik van spieren en gewrichten. Een goede bewegingskwaliteit betekent vaak dat bewegingen soepel, stabiel en goed gecoördineerd zijn, waardoor inspanning (of spanning) tot een minimum wordt beperkt 1-4.

Alleen, wanneer is goed ook echt goed?

Wat klassieke modellen ons (niet) vertellen

In de klassieke literatuur wordt geen echt antwoord gegeven op wat goed is. We onderzoeken binnen specifieke groepen bepaalde kenmerken van beweging (bijvoorbeeld kracht, gewrichtshoek of timing), waarna we aan de hand van statistiek tot bepaalde ‘gezonde’ normwaarden komen 5,6.

De vraag is echter of dit soort data werkelijk iets zegt over kwaliteit van beweging. Deze ‘extern’ waar te nemen variabelen bieden ons slechts een beschrijving van beweging op basis van de uitkomst ervan. Het zijn ‘resultaatvariabelen’: meetwaarden die beschrijven hoeveel kracht er is geleverd of wat de maximale (of minimale) gewrichtshoeken op een bepaald moment in de gemaakte beweging waren. Ze vertellen ons wat er gebeurde, maar niet hoe:

Ze vertellen niets over de interne dynamiek – hoe het lichaam in interactie met de omgeving (dus onder invloed van inwerkende krachten) via coördinatie van gewrichten en ledematen is gekomen tot een succesvolle beweging.

Bovendien proberen we mensen op deze manier de ‘perfecte beweging’ uit te laten voeren: iets is goed wanneer iemand ‘scoort’ binnen een bandbreedte die de normwaarden stellen. Het is echter maar de vraag in hoeverre dit voor een atleet (of patiënt) werkelijk haalbaar is 5.

Een ander probleem is dat niet alleen resultaatvariabelen en biomechanische uitlijning een rol spelen in kwaliteit van bewegen – het zijn juist de factoren zoals balans, coördinatie en efficiëntie die zwaar wegen. Het aantal onderzoeken dat dit allemaal aan elkaar te proberen linken is echter zeer summier.

Vanwege de sterke focus in de literatuur op uitlijning van gewrichten en resultaatvariabelen vervallen we ongewild al snel in analyses zoals ‘te veel knie valgus’ of ‘excessieve pronatie van de voet’, zonder dat iemand een klinische definitie heeft van wat ‘te veel’ of ‘excessief’ precies is 7. Dat maakt dat we voor een kwalitatieve beoordeling van beweging overgeleverd zijn aan de expertise en ervaring van de beoordelaar – wat per definitie minder objectief is 5,8.

De moderne benadering: variabiliteit als ‘biomarker’ van kwaliteit

De meer moderne opvattingen van beweging (zoals omschreven in bijvoorbeeld de dynamic systems theory, motor control theory, constraint led approach en ecological psychology) stellen dat beweging altijd tot stand komt in interactie met de omgeving, en dus ook zo moet worden beoordeeld.

Met andere woorden, een gemaakte beweging is altijd het gevolg van de wisselwerking met de omgeving. Omdat zowel iemands eigen (fysieke) toestand als de omgevingsfactoren altijd veranderen, moet dan ook vooral worden getoetst op hoe goed iemand in staat is een taak succesvol uit te voeren onder telkens veranderende omstandigheden.

Kortom, kwaliteit van beweging moeten we toetsen op variabiliteit waarbij een test zo ecologisch valide mogelijk moet zijn. Alleen dan weten we hoe vaardig iemand is. We kunnen wel kijken naar hoe (technisch) correct iemand een beweging uit weet te voeren, maar wanneer de vaardigheid ontbreekt om beweging aan te passen aan wat de context vraagt, zal iemand alsnog kwetsbaar worden. Dit betekent dus dat we moeten toetsen op variabiliteit in beweging: hoe goed weet iemand te variëren binnen een bepaalde beweging, terwijl de uitkomst ervan zorgt voor een stabiel en succesvol patroon.

Dit principe kenmerkt de beste bewegers. Omdat ze over meer beweegmogelijkheden (vrijheidsgraden) beschikken, kunnen ze meer variëren in hun beweegoplossingen en toch nauwkeuriger zijn in de uitvoering. Dit in tegenstelling tot minder vaardige bewegers, die meer rigide in hun beweging zijn en tevens meer kwetsbaar blijken voor blessures of ziektes 9-13.

Het mogelijke antwoord op de vraag “wat is kwaliteit van beweging” kan volgens dat idee dan ook zijn:

Het vermogen om binnen een bepaalde taakdoelstelling te variëren in uitvoering, zonder verlies van effectiviteit of stabiliteit.

Oftewel vaardigheid kenmerkt kwaliteit van beweging waarbij variabiliteit daarbinnen het meetbare kenmerk – de biomarker – is.  

Dit roept vanzelfsprekend de vraag op: hoe meten we variabiliteit?

In het blog Hoe variabiliteit de biomarker is die inzicht geeft in kwaliteit van bewegen bij een VKB-patiënt” met daarin meer over hoe variabiliteit verschilt van variatie en hoe deze te meten is.

In het blog De knie stabiliseert niet, maar wordt gestabiliseerd lees je meer over het meten ervan in een dynamische, contextuele beweging: het lopen.

Referenties

[1] S. Solnik, M. Furmanek and D. Piscitelli, “Movement Quality: A Novel Biomarker Based on Principles of Neuroscience.,” Neurorehabilitation and Neural Repair, vol. 34, pp. 1067-1077, 2020.

[2] F. Van Meulen, B. Klaassen, J. Held, J. Reenalda, J. Buurke, B. Van Beijnum, A. Luft and P. Veltink, “Objective Evaluation of the Quality of Movement in Daily Life after Stroke.,” Frontiers in Bioengineering and Biotechnology, vol. 3, 2016.

[3] L. Skjaerven, K. Kristoffersen and G. Gard, “An eye for movement quality: A phenomenological study of movement quality reflecting a group of physiotherapists’ understanding of the phenomenon.,” Physiotherapy Theory and Practice, vol. 24, no. 1, pp. 13-27, 2008.

[4] L. Skjaerven, G. Gard and K. Kristoffersen, “Basic elements and dimensions to the phenomenon of quality of movement – a case study.,” Journal of Bodywork and Movement Therapies, vol. 7, no. 4, pp. 251-260, 2003.

[5] P. Glazier and S. Mehdizadeh, “Challenging Conventional Paradigms in Applied Sports Biomechanics Research,” Sports Medicine, vol. 49, no. 2, pp. 171-176, 2019.

[6] S. A. McErlain-Naylor, M. A. King and P. J. Felton, “A Review of Forward‐Dynamics Simulation Models for Predicting Optimal Technique in Maximal Effort Sporting Movements,” Applied Sciences, vol. 11, no. 4, p. 1450, 2021.

[7] J. Hamill, C. Palmer and R. E. Emmerik, “Coordinative variability and overuse injury,” Sports Medicine, Arthroscopy, Rehabilitation, Therapy & Technology, vol. 4, no. 1, p. 45, 2012.

[8] R. Baker, A. Esquenazi, M. G. Benedetti and K. Desloovere, “Gait analysis: clinical facts.,” European Journal of Physical and Rehabilitation Medicine, vol. 52, no. 4, pp. 560-574, 2016.

[9] L. A. Lipsitz, “Dynamics of Stability: The Physiologic Basis of Functional Health and Frailty,” Journal of Gerontology: Biological Sciences, vol. 57, no. 3, pp. B115-125, 2002.

[10] C. Wilson, S. E. Simpson, R. E. A. Van Emmerik and J. Hamill, “Coordination variability and skill development in expert triple jumpers.,” Sports Biomechanics, vol. 7, pp. 2-9, 2008.

[11] N. Stergiou and L. M. Decker, “Human movement variability, nonlinear dynamics, and pathology: Is there a connection?,” Human Movement Science, vol. 30, no. 5, pp. 869-888, 2011.

[12] M. A. Busa and R. E. A. Van Emmerik, “Multiscale entropy: A tool for understanding the complexity of postural control,” Journal of Sport and Health, vol. 5, pp. 44-51, 2016.

[13] J. Cowin, S. Nimphius, J. Fell, P. Culhane and M. Schmidt, “A Proposed Framework to Describe Movement Variability within Sporting Tasks: A Scoping Review,” Sports Medicine, vol. 8, no. 85, 2022.

Share This Post

Ecological validity ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Overground (indoor & outdoor)
Treadmill
Hardware ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Motion Data Hub
4G Tablet
Shoe clips

2 Qty

IMU sensors

4 Qty

4 Qty

8 Qty

Base Straps

4 Qty

4 Qty

5 Qty

Over Straps

4 Qty

4 Qty

4 Qty

Setup fee

€4.499

€5.499

€7.499

Walking / Running gait analysis ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Stride duration
Cadence / stride frequency
Ground contact time
Duty factor*
Propulsive velocity (hamstring function)*

* Running analysis only

ROM (+ symmetry) ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Pelvis
Hip
Knee
Ankle
Foot
Micro (Local attractors) ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Core stability
Hip lock
Knee stability (Q/H coordination)
Ankle stiffness
Coordination Landscape (varibility)
Meso (Global attractors) ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Hamstrings
Joint coupling (Hip – Knee)
Scissors
Macro (Total attractors) ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
Pendulum
Foot plant projection
Squat (Double & single leg) ORYX Knee Stability - Static ORYX Knee Stability - Dynamic ORYX-GO
ROM joints + LSI
Variability